Laaglandrivieren
Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan, rijen ondenkbaar ijle populieren als pluimen aan de einder staan. Die bomen uit het beroemde gedicht van Marsman komen we zo op. De verdere tekst geeft al aan dat we het hier hebben over een streek in het hart van Nederland.
Ooit, voor onze voorouders de eerste dijken bouwden, was het grootste deel van Nederland een actieve rivierdelta – niet alleen van de Rijn en de Maas, maar ook (deels) de Eems, de Vecht en de Schelde. Nu bedoelen we met deze streeknaam de benedenstroom van de grote rivieren. Het reikt van de Betuwe tot Rotterdam – een dichtbevolkt gebied, maar wel met parels van natuur, waar wij ons door hopen te laten inspireren voor lokale streektuinen.
Zoals in alle Nederlandse rivierstreken gaat het om uiterwaarden met een rijke flora van bloeiende kruiden. Maar karakteristiek voor de benedenstroom van de grote rivieren is ook een ander natuurtype: wilgenvloedbos (ook wel ‘zachthoutooibos’). Dit zijn hoog opgroeiende bomen met schietwilg, kraakwilg en andere wilgensoorten, oorspronkelijk ook aangevuld met – daar heb je ‘m – de zwarte populier. (De zwarte populier is langs de rivieren de oerpopulier – Marsman verwijst waarschijnlijk al naar de massaal aangeplante Canadapopulier, een steriele kruising met een uitheemse soort.)
Deze wilgenvloedbossen horen zo nu en dan te overstromen – en staan dus in de uiterwaarden. De meest omvangrijke van Nederland bevinden zich in de Biesbosch, waar het zoete rivierwater van de Rijn en Maas elke dag meedeint met de eb en vloed van de vijftig kilometer westelijker gelegen Noordzee.
In het vroegere cultuurland had de Biesbosch een andere functie: er werden wilgentenen geoogst, in de lage landen ooit een belangrijk bouwmateriaal. En dus waren de wilgen er vroeger geknot. Zulke velden van knotwilgen heten grienden en zijn ook nu nog op veel plaatsen aanwezig in het rivierenland, vaak ook als mininatuurgebiedjes aan de andere kant van de rivierdijken. Deze kleine ‘knotwilgbosjes’ liggen dan vaak op de diepste en natste delen van de polders. Wilgen kunnen veel water verdampen en hielpen zo een handje mee in het droogmalen. Wilgentenen waren ooit een belangrijk bouwmateriaal.
Nu is instandhouding van de grienden naast de cultuurhistorie van grote waarde voor de ecologie: wilgen zijn met hun stuifmeel en bladeren waardplant en voedselplant voor grote aantallen insecten – en ook de bast en kroon van oude knotwilgen barst van het leven.
Ecologisch tuinieren geeft mij veel plezier. In het voorjaar geniet ik van de citroenvlinders, dankzij de sporkehout die mijn zwager achter in de tuin heeft geplant.
Janna de Boer
Waar precies?
We bedoelen met de streek Laaglandrivieren de volledige benedenstroom van de Waal en Nederrijn-Lek – vanaf de Betuwe tot en met de Biesbosch, Hollands Diep, Oude Maas en Nieuwe Waterweg, en ook het gebied rond de Oude Rijn. De streek omvat (grote) steden als Rotterdam, Dordrecht, Nieuwegein, delen van Utrecht, Wageningen, Gorkum, Zaltbommel en Tiel.
In de richting van Arnhem en Nijmegen gaat de streek over in de streek Gelderse Poort. Ten noordwesten ligt het Hollands en Utrechts laagveengebied. Ook daar is onderlinge overlap – bijvoorbeeld de venige komgronden van de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard, die tot het laagveengebied gerekend kunnen worden. Ten noorden ligt de streek Centrale Stuwwallen, ten zuiden de Brabantse Maasstreek en ten zuidwesten de streek Zuidwestelijke Zeekleipolders.
Icoonsoorten van Laaglandrivieren
Laten we een keer beginnen met een slak – of beter gezegd een slakje: de knotwilgslag. Deze kleine gehoornde slak (een clausilia) leeft op de ruwe bast van oude wilgen en populieren, en komt in Nederland uitsluitend voor in het rivierengebied.
Bijzondere kenmerkende vlinders voor het gebied zijn bijvoorbeeld de bleke grasuil, een bloembezoekende witte nachtvlinder zoals de witte eenstaart, en de zeldzame absintmonnik, die heel lokaal voorkomt in het rivierengebied langs de Nederrijn en in de Bieschbosch. Voor de rupsen is deze vlinder afhankelijk van bijvoet en absintalsem.
Vanwege de bloemrijkdom van de uiterwaarden is de streek rijk aan bijzondere soorten wilde bijen. Echte streekeigen icoonsoorten zijn de zandhommel, kraagbloedbij, zwaluwbij en de zeer doornkaakzandbij. Die laatste soort kun je met veel geluk waarnemen in je eigen riviertuin, mits je daar een bloeiende wilg hebt staan, waar de soort van afhankelijk is. De extreem zeldzame zwaluwbij komt in Nederland alleen voor op de Maasvlakte, is afhankelijk van slangenkruid en nestelt daar tussen basaltblokken.
Ook de kraagbloedbij is zeer zeldzaam en heeft een ideaal biotoop in bloemrijke rivierdijken. Daar drinkt de parasitaire bij nectar bij boterbloemen en schermbloemigen en is deze afhankelijk van de aanwezigheid van de roodbruine groefbij. Deze bij komt voor langs de Nederrijn en Lek en heel lokaal langs de Waal. Paardenbloem, margriet, herik en grote centaurie zijn waardplanten. De zeer zeldzame zandhommel maakt een nest in vochtig kruidenrijk grasland en verzamelt stuifmeel van onder andere smeerwortel, rode klaver, grote kaardenbol, grote kattenstaart en harig wilgenroosje – stuk voor stuk typische rivierkruiden.
Een greep uit iets algemenere kenmerkende bijensoorten voor deze streek levert nog prachtige namen, zoals de roodrandzandbij, lookmaskerbij, roodbruine groefbij, weidebij, donkere klaverzandbij, lathyrusbij en groepjesgroefbij. Ook de zeldzame van beemdkroon afhankelijke knautiabij komt lokaal nog voor langs de Nederrijn, de Waal en de noordelijke Biesbosch.
Dat betekent ook dat de prachtig bloeiende beemdkroon in het gebied thuishoort. Vanaf mei en juni is beemdkroon in onbemeste delen van de uiterwaarden onderdeel van een boeket met bijvoorbeeld ratelaar, veldsalie en rietorchissen. In de zomer komt daar bijvoorbeeld beemdooievaarsbek bij. Een van de meest streekeigen bloemen is misschien wel de ruige leeuwentand, een opvallende gele composiet en een soort die helaas achteruitgaat, maar langs de Nederrijn, Lek en Waal nog z’n grootste bastion heeft.
Lokaal komt in de uiterwaarden van de Betuwe ook de prachtig bloeiende grote centaurie nog voor, een verwante van het algemenere knoopkruid, dat samen met margrieten, scherpe boterbloem en bijvoorbeeld groot streepzaad ook veel (ecologisch beheerde) rivierdijken siert.
Naast de hogere boomsoorten van het zachthoutooibos (schietwilg, kraakwilg en zwarte populier) komen in de benedenstroom van de grote rivieren nog wilde populaties voor van onder andere grauwe wilg, bittere wilg, amandelwilg, katwilg, gewone vlier, eenstijlige meidoorn, Gelderse roos, zwarte bes en gewone vogelkers – ecologisch waardevolle soorten die goed kunnen worden toegepast in tuinen.
Flora
Fauna
Wat betekent dit voor jouw tuin?
Als je een streekeigen bloemenweide wilt aanleggen, heb je ook in de benedenstroom van het Nederlandse rivierengebied een zeer ruime keus. Denk dat wel na over het vochtgehalte van de bodem. Heb je bijvoorbeeld een kleine, maar zonnige tuin, op oude rivierklei, in een woonwijk – dan zal de ondergrond relatief droog zijn en bovendien snel opwarmen. Je kunt je dan laten inspireren door de (warme) zuidhelling van bloemrijke dijken, met naast knoopkruid en grote centaurie bijvoorbeeld ook wilde marjolein.
Woon je op wat grotere afstand van een rivier en heb je bijvoorbeeld een erf op het boerenland, dan is de kans groot dat je op wat vochtiger en mogelijk ook veniger grond zit. Daar kun je goed uit de voeten met vochtminnende uiterwaardkruiden als smeerwortel, kattenstaart, wilgenroosje en bijvoorbeeld echte valeriaan – naast bijvoorbeeld rode klaver, scherpe boterbloem en margriet. Ook schaduwrijke tuinen zijn vaak wat vochtiger.
Overweeg voor een streektuin in het rivierengebied vooral ook een knotwilg in je tuin, bijvoorbeeld op een wat vochtiger (of schaduwrijker) deel. De meeste knotwilgen hebben de schietwilg als basis, maar ook een kraakwilg, grauwe wilg of knotwilg laten zich goed knotten. Je kunt je dan verwonderen over het vele leven dat deze waardevolle streekbomen aantrekken, van wilgenzandbijen tot huisjesslakken en bijvoorbeeld prachtige dromedarisluizen – elk jaar meer naarmate de bomen ouder worden. Ook kleinere inheemse wilgensoorten, die meer als struik uitgroeien – zoals de amandelwilg, katwilg en bittere wilg – zijn heel geschikt in tuinen en trekken veel leven aan.
Bloemenweide maken?
Bestel Laaglandrivieren-streektuinmengsel
De inheemse kwekerij Cruydt-Hoeck heeft samen met Streektuinen.nl voor elk van de 25 streken een apart mengsel ontwikkeld van bloeiende kruiden die goed passen in de bewuste streek, en tot hun recht kunnen komen in tuinen.
Verhalen uit Laaglandrivieren
Wij willen heel graag meer verhalen gaan vertellen (in tekst en beeld) over icoonsoorten en andere unieke natuur per streek, over individuele streektuinen, en wellicht ook Streektuindagen organiseren waarbij jullie bij elkaar op bezoek kunnen gaan voor inspiratie. Meld dus vooral je tuin aan. Je kunt dan als je dat leuk vindt ook iets vertellen over jouw tuin!
Kattenstaart: een prachtige moerasplant voor in de tuin (zeker als je in het rivierengebied woont)
Kom op 9 november ook naar het Heggenfestijn in Wijhe (en ga met plantgoed naar huis)
Komende winter een boom of struik planten? Hier zie je welke (ecologisch waardevolle) soorten thuishoren in jouw streek!
Ook genieten van slobkousbijen in je tuin? Dan heb je deze vochtminnende plant nodig
Wilde peen: gonzende nectarbron én waardplant
Voeg jouw tuin toe aan Laaglandrivieren!
Door mee te doen voeg je een klein natuurgebiedje toe aan jouw straat, kun je vier seizoenen per jaar genieten van een levende tuin – en versterk je de unieke biodiversiteit van jouw streek, door een klein leefgebied te creëren voor kenmerkende planten en dieren.
Tuinen in deze streek
Lokale initiatieven
- Gonzend Rivierenland
- Rotterdams Weerwoord
- Ken jij nog een relevant initiatief? Laat het ons weten!