Als we aandacht besteden aan kattenstaart en de kattenstaartdikpoot, dan moeten we eigenlijk ook even stilstaan bij die andere zomerse oeverbloeier: grote wederik. De gele bloemen staan prachtig complementair naast de paarse pluimen van de kattenstaart.
En ook met wederik in je tuin, maak je kans op een echte stuifmeelspecialist: de gewone slobkousbij. Deze wilde bij drinkt nectar bij verschillende bloemen, maar is voor de nestvoeding van het nageslacht volledig afhankelijk van grote wederik en moeraswederik. Daar verzamelt de bij naast stuifmeel (pollen) ook een plantaardige olie.
Dan nog een belangrijk detail voor bijenliefhebbers. In tuinen zie je vaak een uitheemse verwant van de grote wederik, die bekendstaat als de puntwederik. Deze eveneens gele bloeier is afkomstig uit de Balkan. Slobkousbijen willen nog weleens aan die tuinwederikken snuffelen, maar hebben een meetbare voorkeur voor inheemse wederikken.
Zowel de grote wederik als de gewone slobkousbij zijn niet aan één specifieke streek gebonden. Toch komt de plant niet overal in dezelfde aantallen voor: grote wederik heeft een voorkeur voor zandige of venige oevers, en ontbreekt grotendeels in de zeekleigebieden, het Limburgs heuvelland en de hoogste delen van de stuwwallen.
De gewone slobkousbij komt vooral voor in veenweidegebieden, het rivierenland, beekdalen in Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant en lijkt hotspots te hebben aan de randen van de Utrechtse Heuvelrug en rond de laatste hoogveenrestanten van De Peel.