Streekeigen struwelen voor tuinen door heel Nederland
Streektuinen zet zich met een langlopend project in voor de aanleg van ‘streekeigen struwelen’ in tuinen door heel Nederland.
In de winter van 2024-2025 wordt de spits afgebeten met uitdeelacties van speciaal plantgoed in de volgende zeven streken: Drents Plateau en Friese Wouden, het Reestdal, het Vechtdal, het IJsseldal, de Zuidwestelijke zeekleipolders, de Zeeuwse zandgronden en het Limburgs heuvelland.
De komende jaren zal Streektuinen soortgelijke acties organiseren in de andere ecologische streken van Nederland. Zit jouw streek er dit jaar nog niet bij? Hier vind je voor alle 25 streken een overzicht van streekkenmerkende bomen en struiken voor wie zelf al aan de slag wil.
In het kort
Onderaan deze pagina kun je lezen om welke soorten het per streek gaat, bij deze eerste uitdeelactie. Daarvoor leggen we iets meer uit over de bedoeling van de actie, de belangrijke waarde van struwelen, het (autochtone) plantgoed en extra informatie over de verschillende soorten. Maar eerst in het kort de praktische informatie:
- Het plantgoed (opgekweekt uit wilde populaties) is gratis voor deelnemers van Streektuinen
- Het plantgoed kan op speciale afhaaldagen worden opgehaald in de 6 streken (en is bedoeld voor tuinen in die streken). Die afhaaldagen vallen in januari of februari 2025 (en worden per streek nog gecommuniceerd).
- Belangstellenden wordt gevraagd vooraf contact op te nemen
De uitdeelacties
De uitdeelacties zijn bedoeld voor inwoners van de streken. Met dit plantgoed kunnen tuiniers ‘een streekeigen struweel’ aanleggen in hun eigen tuin, ter bevordering van de lokale biodiversiteit.
Het plantgoed kan gratis worden opgehaald door deelnemers aan Streektuinen. (Dat wil zeggen mensen die hun tuin hebben aangemeld op de website Streektuinen.nl.)
Datum (waarschijnlijk in januari) en locatie van de specifieke afhaaldagen per streek worden via de website en nieuwsbrief bekendgemaakt. Geïnteresseerden wordt gevraagd van tevoren een e-mail te sturen naar info@streektuinen.nl – dan komt de naam op de lijst, en kunnen we vraag en aanbod goed afstemmen.
Wat is eigenlijk een struweel?
Eerst even naar het begin: wat is een struweel, en waarom doen we dit? Een struweel is een ander woord voor een ‘groepje struiken’, vaak in een min of meer natuurlijke vorm.
Wij maken onderscheid tussen een struweel en een heg. In een heg wordt plantgoed vaak in heel hoge dichtheid geplant (5 struiken per strekkende meter) en vaak ook heel kort en strak gesnoeid. Als een struweel het doel is, kunnen de struikjes wat verder uit elkaar geplant worden (en zijn er dus minder nodig). Een ander belangrijk verschil is dat een struweel vaak iets meer de ruimte krijgt om uit te groeien. In tegenstelling tot een zogeheten ‘knip- en scheerheg’ wordt struweel zeker niet elk jaar gesnoeid en kunnen de struiken (naar wens) dus wat meer in breedte of hoogte uitgroeien.
Struwelen hebben bovendien een meer ‘natuurlijke vorm’. Struwelen zijn ook een natuurlijk verschijnsel in (wild) begraasde ecosystemen, die in Nederland nog bestaan in beekdalen, uiterwaarden en bijvoorbeeld de kustduinen.
De aanvullende waarde van struwelen (naast heggen)
De iets vrijere groei geeft ook een belangrijke extra ecologische waarde aan struwelen ten opzichte van (strakke) heggen: struweel krijgt de kans om elk jaar vol in bloesem te komen, vruchten te dragen en wellicht ook twijgen met rupsen en (overwinterende) vlindereitjes.
Al deze ecologische waarden hebben heggen overigens in zekere mate ook. En het mooie is: ze gaan samen. Zo bestaat er een belangrijke overgangsvorm, de struweelhaag, een heg die vaak maar eens in de 6 jaar gesnoeid wordt
In oorspronkelijke heggenlandschappen, zoals in Nederland Maasheggen, worden veekerende heggen bovendien vaak afgewisseld door zogeheten ‘overstaanders’. Dat zijn opgaande bomen die onderdeel zijn van de heg, bijvoorbeeld een volgroeide meidoorn of veldesdoorn. Net als bij struwelen kunnen deze overstaanders elk jaar bloesem en vruchten dragen en zo de ecologische waarde van het heggenlandschap sterk vergroten, op een vergelijkbare manier hoe struwelen dat doen.
Autochtoon plantgoed
Het plantgoed voor de streekeigen struwelen is niet afkomstig uit reguliere kweek, maar is via het kweekprogramma van Staatsbosbeheer opgekweekt uit de laatste wilde populaties van deze soorten. Dit plantgoed heeft daarom het officiële predicaat ‘autochtoon’. Dit garandeert dat het gaat om soorten van lokale herkomst – en bovendien om plantgoed met ruime onderlinge genetische variatie (elk boompje is genetisch iets verschillend van het boompje ernaast). Dat is weer van groot belang om via kruisbestuiving robuuste populaties in stand te houden.
Tips: transport, planten of (kort) inkuilen
Het gaat om twee- of soms driejarig plantgoed met een kale wortel. Dit plantgoed is gevoelig voor uitdroging en moet niet op warme temperaturen of onbeschermd in de volle wind vervoerd worden.
Het beste is om de boompjes nog op de dag van afhalen te planten in de tuin. Als dat niet mogelijk is, dan adviseren we het plantgoed voorzichtig in te kuilen: graaf een kuil, leg de wortels daarin en dek ze toe met (vochtige) aarde. De boompjes moeten dan uiterlijk eind februari hun definitieve plek krijgen. Een risico met inkuilen is dat met name tijdens het weer opgraven de relatief kwetsbare wortels beschadigd kunnen raken – dus dat vraagt extra voorzichtigheid.
Hoeveel plantgoed kan je ophalen?
Voor een mooi struweel is niet veel plantgoed nodig, maar wel een beetje geduld: binnen een paar jaar is het mooi uitgegroeid. Er zal dan ook jaarlijks rijke bloei optreden, en daar is het voor een belangrijk deel ook om te doen.
Een struweel kan in principe uit één stuk plantgoed ontstaan. Wie weinig plek heeft, kan dus kiezen voor één individuele struik (en deze naar wens ook kort gesnoeid houden).
Wie meer plek heeft, kan meerdere bomen meekrijgen. Daarbij hanteren we graag twee principes. Ten eerste eerlijke verdeling: we hopen per streek zoveel mogelijk mensen en tuinen te kunnen bedienen met een beperkte hoeveelheid hoogwaardig plantgoed. Desondanks is het, voor wie daar ruimte voor heeft, mogelijk om van alle per streek aangeboden soorten meerdere exemplaren mee te krijgen – tot een maximum van 20 stuks.
Kruisbestuiving: meerdere van één soort
Het tweede principe is dat een soort bij voorkeur (minimaal) in tweevoud geplant zou moeten worden, zodat kruisbestuiving mogelijk is, en daarmee de vorming van kiemkrachtige zaden. Ook een klein struweel kan zo een belangrijke bijdrage leveren aan het lokale behoud van die soort.
Omdat wilgen tweehuizig (of ‘eenslachtig’) zijn, raden we bij wilgen aan drie stuks als minimum te planten (dan is de kans reëel dat er in elk geval één vrouwelijk en één mannelijk exemplaar bij zit, en dus ook binnen dit struweel kruisbestuiving kan optreden). Speciaal voor tuinen in Zeeuws-Vlaanderen: dat is ook het geval bij hulst, zie onderaan deze pagina.
Hieronder lees je meer over de aangeboden soorten per streek en welke lokale natuurwaarden we hopen te versterken. Daaronder zijn een paar soorten beter uitgelicht, met een kort profiel.
Friese Wouden en Drents Plateau
In de Friese Wouden en het Drents Plateau gaat het om onderstaande soorten:
- laurierwilg
- viltroos
- heggenroos
- beklierde heggenroos
- tweestijlige meidoorn
Het is een breed aanbod, met meerdere zeldzame wilde rozen, waar vooral de Friese Wouden beroemd om zijn. Met de lokale uitdeelactie willen we ook specifiek de laurierwilg versterken. Dit is een belangrijke en ecologisch waardevolle icoonsoort voor deze noordelijke streek. De laurierwilg is bedreigd door klimaatverandering. Door de bestaande populatie in Groningen, Friesland, Drenthe en de noordrand van Overijssel te versterken met (autochtone!) aanplant, kan meer kruisbestuiving plaatsvinden en vergroot het aanpassingsvermogen van deze bijzondere wilgensoort.
Reestdal
In het Reestdal, op de grens tussen Drenthe en Overijssel, gaat het om onderstaande soorten:
- laurierwilg
- geoorde wilg
- wilde lijsterbes
- sporkehout
- hondsroos
- tweestijlige meidoorn
Ook hier gaat het om een breed aanbod. We leggen met de actie in het Reestdal de nadruk op het behoud van de laurierwilg. Het Reestdal vormt min of meer de zuidgrens van deze bijzondere wilgensoort, die goed gedijt op vochtige, enigszins humeuze en licht zure bodems. Daarnaast vragen we speciale aandacht voor sporkehout en de wilde lijsterbes, twee andere ecologisch waardevolle bomen die kenmerkend zijn voor de streek.
Vechtdal
In het Vechtdal gaat het om onderstaande soorten:
- sleedoorn
- bittere wilg
- wegedoorn
- tweestijlige meidoorn
- egelantier
- viltroos
Bij de actie in het Vechtdal promoten we ecologisch waardevolle struiken die kenmerkend zijn voor de natuurlijke struwelen op de overstromingsvlakten langs de Overijsselse Vecht. De belangrijkste soort die we met de actie promoten is de (autochtone) sleedoorn. Door deze bij te planten in lokale tuinen versterken we het leefgebied van onder andere de lokaal voorkomende sleedoornpage.
Kenmerkende wilde rozen die voorkomen in het Vechtdal zijn: egelantier en zeer lokaal heggenroos, beklierde heggenroos, kleinbloemige roos en viltroos. Vooral in het oostelijk deel van het Vechtdal komen (ondersoorten van) hondsroos veel voor.
IJsseldal
In het IJsseldal gaat het om onderstaande soorten:
- veldesdoorn (Spaanse aak)
- rode kornoelje
- sleedoorn
- tweestijlige meidoorn
- heggenroos
In het IJsseldal promoten we een vijftal struiken die zeer hoge ecologische waarde hebben, en ook voorkomen in het historische heggenlandschap van de streek. We kiezen daarbij voor de tweestijlige meidoorn, omdat deze bedreigder is dan de eenstijlige. De sleedoorn verdient aandacht vanwege het nog voorkomen van de sleedoornpage. Daarnaast komen in het IJsseldal nog (zeldzame) autochtone populaties voor van veldesdoorn en rode kornoelje.
Zuidwestelijke zeekleipolders
In de ‘Zuidwestelijke zeekleipolders’ (alle kleigronden van Zeeland en aangrenzende delen van Zuid-Holland en Noord-Brabant) gaat het om onderstaande soorten:
- eenstijlige meidoorn
- sleedoorn
- veldesdoorn (Spaanse aak)
- egelantier
- vlier
(Wilde liguster ontbreekt hier, maar is dit jaar helaas niet autochtoon leverbaar.)
Met deze actie promoten we soorten die nog autochtoon voorkomen in hegrelicten op kleigronden in Zeeland en die kenmerkende worden geacht voor de zogeheten ‘Zeeuwse hagen’, die onder andere nog bestaan op Zuid-Beveland.
Zeeuwse zandgronden
In de ‘Zeeuwse zandgronden’ (de duinstrook en achterliggende zandgronden van Zeeland en aangrenzende delen van Zuid-Holland en Noord-Brabant) gaat het om onderstaande soorten:
- duindoorn
- zuurbes (specifiek duinregio)
- duinroos (specifiek duinregio)
- beklierde heggenroos (specifiek Zeeuws-Vlaanderen)
- hulst (specifiek Zeeuws-Vlaanderen)
(Wilde liguster ontbreekt hier, maar is dit jaar helaas niet autochtoon leverbaar.)
Met deze actie promoten we bijzondere soorten die kenmerkend zijn voor de zandgronden van de Zuidwestelijke delta. Een deel van deze struiken is geïnspireerd op wilde struwelen in de Zeeuwse duinen, terwijl andere, zoals de hulst, kenmerkend zijn voor de (Pleistocene) zandgronden van Zeeuws-Vlaanderen.
Limburgs heuvelland
In Zuid-Limburg houden we dit jaar een kleinschalige uitdeelactie, waarbij we ons beperken tot twee typisch Zuid-Limburgse wilde rozen:
- bosroos
- kraagroos
Met deze actie voor Zuid-Limburgse streektuinen hopen we vooral het leefgebied van de zeer zeldzame kraagroos te versterken. Deze wilde roos komt in Nederland vrijwel uitsluitend voor in het kalksteengebied van Zuid-Limburg, maar is zeer sterk achteruitgegaan en staat op de Rode Lijst als ernstig bedreigd.
Wat extra uitleg over een deel van de genoemde soorten:
Streekeigen wilde rozen
Hondsroos, egelantier, heggenroos, beklierde heggenroos, viltroos, duinroos, bosroos en kraagroos: het zijn de wilde rozen (opgekweekt uit wilde Nederlandse populaties) die we dit jaar in verschillende streken uitdelen.
Wilde rozen zijn een bolwerk van biodiversiteit op zich: Nederland telt maar liefst 17 inheemse soorten. In tegenstelling tot cultuurrozen, die vaak steriel zijn en dan ook geen bottels vormen, is de bloei van wilde rozen kort van duur, maar explosief, meestal vooral in de maand juni. De rode bottels sieren dezelfde struiken vervolgens maandenlang. Wilde rozen zijn (in tegenstelling tot steriele cultuurrozen) waardevol voor bestuivende insecten. Ook hun blad is geliefd bij veel insecten.
Vrijwel alle wilde rozen in Nederland zijn kalkindicatoren. Dat wil zeggen dat ze niet gedijen op sterk verzuurde bodems, en bij twijfel over de bodemgeschiktheid baat kunnen hebben bij licht bekalken. De minst veeleisende voor de bodemgesteldheid is de hondsroos, die mede daardoor ook de meest algemene is, en een flinke groeikracht kan hebben.
Egelantier, heggenroos, beklierde heggenroos en viltroos zijn zeldzamere soorten – die in het wild sterk achteruit zijn gegaan door verzuring en het verdwijnen van oude heggen en houtwallen. Gebieden met een hoge diversiteit aan wilde rozensoorten zijn onder andere Zuid-Limburg, oude heggen en struwelen langs rivieren, de duinen van Zeeland tot en met de waddeneilanden en de randen van het Drents Plateau, met als belangrijkste bolwerk het elzensingellandschap in de noordpunt van de Friese wouden.
De bosroos en de bedreigde kraagroos zijn in Nederland vrijwel exclusief Zuid-Limburgse soorten. We delen die soorten dan ook uit in het Limburgs heuvelland. De duinroos delen we dit jaar specifiek uit voor tuinen op zandgrond in de buurt van de Zeeuwse duinen.
Wilde lijsterbes
Lijsterbes is een van de ecologisch meest belangrijke ‘boompjes’ in de ondergroei van gemengde Nederlandse bossen. Het is een relatief late bloeier: de witte bloesem van lijsterbes verschijnt pas na de bloei van de meidoorn, aan het einde van de lente. In de nazomer worden lijsterbessen gesierd door trossen van oranjerode bessen – en de naam verraadt al welke vogels die graag eten. Lijsterbesblad kan tot slot helpen om (verzuurde) bosbodems te verbeteren.
Sporkehout (en wegedoorn)
Zonder te snoeien groeit sporkehout uit tot een laag boompje, dat zeer waardevol is voor de Nederlandse insectenwereld. Zo onopvallend als de kleine wit-groene bloemtjes zijn voor mensen, zo geliefd zijn ze bij hommels en tal van andere wilde bijen. Daarbij is een pluspunt ook de gespreide bloei: sporkehout bloeit van de lente tot de zomer – en biedt dus over een zeer lange periode nectar en stuifmeel. Dat betekent dat ook de bessen (van groen tot zwart) gespreid rijpen – en zo over een lange periode voedsel bieden aan vogels. Sporkehout is waardplant voor een groot aantal vlinders, waaronder de citroenvlinder, het boomblauwtje, diverse spanners, motten en wantsen.
Sporkehout wordt ook vaak aangeduid als vuilboom, maar dat is het geslacht, waartoe ook de verwante wegedoorn behoort. Wegedoorn heeft voorkeur voor iets kalkrijkere bodems, sporkehout groeit ook goed in een zuurder milieu, waar de lichtverteerbare bladeren bosbodems kunnen verbeteren. Sporkehout is een van de boomsoorten die wij adviseren voor ecologische tuinen in bijvoorbeeld het Reestdal. Wegedoorn is opgenomen in de streekstruwelen van het Vechtdal en het IJsseldal.
Hulst
De hulst wordt vaak overgeslagen als we het over bloesemstruiken hebben. Toch heeft ook deze wintergroene struik met stekelige bladeren een zachtere kant, die in mei en juni zichtbaar wordt, als in de bladoksels prachtige witte bloemen verschijnen en bestuivende insecten bediend worden. Ook voor hulst geldt, zoals voor zeer vele inheemse planten, dat er een specifieke bladluis bestaat die van de bladeren afhankelijk is, en dat geldt ook voor een ander bijzonder insect: de hulstvlieg.
Streektuinen heeft hulst om cultuurhistorische redenen specifiek opgenomen voor tuinen op de zandgronden van Zeeuws-Vlaanderen, waar hulst een kenmerkende soort was in het daar aanwezige oorspronkelijk heggenlandschap – waar de plaatsnaam Hulst een directe verwijzing naar is.
Tweestijlige meidoorn
De meest algemene meidoorn in Nederland is de eenstijlige meidoorn (met één stijl per bloem, dus ook één zaadje per bes). Een stuk zeldzamer is de eveneens ecologisch zeer waardevolle tweestijlige meidoorn (twee stijlen, twee zaadjes). Deze meidoornsoort heeft een wat ovaler blad met minder sterke inkepingen. De bloei begint bovendien al in begin mei, wat eerder dan de eenstijlige.
De tweestijlige meidoorn verdraagt schaduw wat beter dan de eenstijlige en heeft als natuurlijke groeiplaatsen naast heggen en bosmantels dus ook de ondergroei van (kalkhoudende) loofbossen. Dan is er nog een verschil: eenstijlige meidoorn is in Nederland grootschalig aangeplant via import uit Italië en andere zuidelijke landen. Groeiplekken met tweestijlige meidoorn zijn daarentegen vaak nog ‘wild’, dus met autochtoon genetisch materiaal.
Als we kijken naar de verspreiding dan komt de tweestijlige meidoorn vooral nog voor in Oost-Nederland: langs de randen van het Drents Plateau, in het Vechtdal, Twente, de Achterhoek, het IJsseldal, het Rijk van Nijmegen, het Groene Woud, de Limburgse Maas en Zuid-Limburg. In deze streken vinden we de tweestijlige meidoorn dus een waardevolle streekboom, waarvan aanplant in tuinen (mits uit autochtoon plantgoed!) kan helpen de toch vrij zeldzame soort in stand te houden.
(Nederland kent van oorsprong nog andere inheemse meidoornsoorten, die nog zeldzamer zijn. De koraalmeidoorn was de belangrijkste, maar die is in Nederland vermoedelijk uitgestorven. Toch komt zowel de kruising tussen de koraalmeidoorn en de eenstijlige meidoorn (de schijnkoraalmeidoorn) als de kruising tussen de koraalmeidoorn en de tweestijlige meidoorn (de grootvruchtige meidoorn) lokaal nog voor in oude boskernen in het oosten van het land, net als de bastaardmeidoorn (de kruising tussen de eenstijlige en tweestijlige meidoorn).)
Partners
Het Streektuin-project ter bevordering van streekeigen struwelen is mogelijk dankzij een donatie van Natuurhuisje.
Natuurhuisje helpt mee met de financiering van meerdere kleinschalige natuurprojecten in Nederland, waarbij concrete resultaten worden geboekt voor de biodiversiteit. Dat gaat van het graven en onderhouden van poelen voor bijvoorbeeld boomkikkers, het versterken van het leefgebied van de heggenrankbij tot het promoten van gebiedseigen struwelen met autochtoon plantgoed.
Bij het project wordt verder samengewerkt met Staatsbosbeheer (voor het plantgoed) en Meer Bomen Nu (voor de verdeling van het plantgoed in Zeeland en Limburg).
Bijzondere struiken uit jouw streek
Welke inheemse bomen en struiken zijn kenmerkend voor jouw streek? Daar hebben wij natuurlijk een overzicht van gemaakt. Waar je ook woont, genieten van een streekeigen struweel is altijd mogelijk!