Op de samentuin, een tuin waar we met dorpsgenoten in werken, een veengrond met een dunne kleiige bovenlaag. We verbouwen groente en kruiden maar we laten veel inheemse planten gewoon staan tussen de gewassen, zoals kattenstaart en kaardebol. Daar komen heel veel bijen en hommels op af, die zorgen voor bestuiving. Het perceel ligt langs een sloot en loopt af in een natter gebied. Toen we vijf jaar geleden begonnen stond er al een giga gewone vogelkers daar zoemt het van de insecten. Als eerste heb ik een zeventig meter lange inheemse haag geplant. Met daar in o.a. hondsroos, vlier, vuilboom, wegedoorn, krent, sleedoorn en meidoorn in. Daar zitten veel vogels en andere dieren in.
In de moestuin groeien veel planten die kenmerkend zijn voor de streek. Langs de sloot dotterbloemen, rietorchis, moerasvergeet-mij-nietje en gele lis. Op de nattere bodem zwarte bes, echte koekoeksbloem, engelwortel, knikkend nagelkruid, gewone brunel en moerasspirea. De vrijwilligers zien allerlei leven voorbijkomen in de moestuin, van roofvogels, vinken en zwaluwen en sporen van dassen en muizen en vossen. Er zijn veel verschillende soorten insecten welke kenmerkend zijn voor deze streektuin moet ik nog leren.