De achtertuin bij onze rijtjeswoning is ongeveer zes bij negen meter. De afgelopen jaren hebben we deze stap voor stap omgetoverd tot een groene oase met inheemse planten, struiken en een natuurvijver. Om zoveel mogelijk insecten en andere soorten aan te trekken bestaat de tuin uit verschillende mini-biotopen. Ten eerste een schaduwborder met een ‘vogelbosje’ (meidoorn, Gelderse roos, boswilg, lijsterbes) met ondergroei van soorten als kruipend zenegroen, dovenetel, bosandoorn en gevlekt longkruid. Ten tweede een zonnige border die een beetje is verschraald, zodat er plek is voor meerdere soorten zoals betonie, beemdkroon, knoopkruid, margriet, wilde marjolein en boerenwormkruid. Ten derde een natuurvijver van circa tien vierkante meter. De vijver heeft geen pomp of filter of vissen en heeft kraakhelder water. De vijver heeft flauwe oevers van zand en trekt heel veel leven aan, zoals waterroofkevers, libellen en waterjuffers, bootsmannetjes en schaatsenrijders. Er groeien inheemse planten in en ook op en rond de oevers staan inheemse planten zoals grote kattenstaart, grote pimpernel, echte koekoeksbloem, kleine ratelaar en pinksterbloem. Zeldzamere soorten zijn teer guichelheil, moeraswalstro en moeraswespenorchis. In het stapelmuurtje aan de rand van de vijver groeien soorten als steenbreekvaren, muurleeuwenbek en gewone brunel.
Aan weerszijden van de tuin groeit klimop tegen de schutting. Deze klimop trekt het hele jaar door veel insecten aan. Ook hebben we een insectenhotel en een nestkast waar pimpelmezen in nestelen.