Vanaf ons dak aan de rand van Amsterdam hebben we een weids uitzicht met zowel het industriële met windmolens en havenkranen tot het landelijke met de laatste groene stukken van de bedreigde Lutkemeerpolder. Door vorige bewoners is een prachtig terras aangelegd met grote plantbedden en lange plantenbakken. Wij proberen daar nu echt leven naar te brengen, waarbij de focus ligt op biologisch, inheems en waar mogelijk autochtoon.
Sommige planten hebben wij geplant of zelf gezaaid, maar zelfs op het dak van een appartementencomplex komen er soms dingen spontaan aanwaaien, waaronder een aantal (helaas niet-inheemse) elzen en een boswilg, plus een met de bladaarde meegekomen eikeltje dat ontkiemde en nu een mini-eikenboompje van minder dan halve meter is.
We zijn eigenlijk nog maar net begonnen en we hebben nu al teveel om op te noemen: kruipwilg, geoorde wilg, prachtige roze kattendoorn, rode klaver en gele moerasrolklaver of gewone rolklaver, kartuizer anjers, wilde cichorei, de schattige bijenkorfjes van de gewone brunel, majestueus wapperende sprieten van de grote centaurie, en prachtige grassen als ruwe smele en schapengras. We gaan al over de 25 inheemse soorten heen en we hebben nog allerlei zakjes zaad liggen, daarbij komen er ook nog allerlei soorten op uit zo’n zakje met wild bijenzaad. Inmiddels houd ik alles bij in een spreadsheet.