Bekijk de streektuin (met VIDEO) van natuurfilmer Stijn Philips: een leefgebied voor argusvlinders, rugstreeppadden en veel meer

Hollands en Utrechts laagveengebied, Laaglandrivieren

Het is nu drie jaar geleden dat natuurfilmer Stijn Philips van Vroege Vogels bij zijn nieuwe huis een grindwoestijn omtoverde tot een oase vol bloeiende streekplanten. Het is een tuin voor een jong gezin én een hele hoop ander leven dat thuishoort in de Alblasserwaard, waaronder egels, rugstreeppadden, bosmuizen, ransuilen en naast talloze andere bestuivers nóg een echte streekspecialiteit: de argusvlinder.

Het gebied is bepaald niet nieuw voor hem: Philips is geboren en getogen in de Alblasserwaard en maakte eerder ook al een natuurfilm over het gebied.

Dus had hij bij de start van de nieuwe tuin ook wel een droombeeld voor ogen. In het nabijgelegen veenweidegebied komen heel lokaal nog bloemrijke graslanden voor, die gekenmerkt worden door soorten als echte koekoeksbloem, pinksterbloem en grote ratelaar. 

Philips heeft deze streeksoorten dan ook (in kleine hoeveelheden) ingezaaid in een deel van de tuin dat het meest kansrijk is om zich op termijn te ontwikkelen tot een ‘vochtig hooilandje’. Hij noemt dat deel de “boerenwadi”, of “polderwadi” – een tot een wat lager niveau afgegraven hoek van de tuin waar ook het regenwater van het huis op afkoppelt. Ook de natste delen staan er ’s zomers vol in bloei, daar met echte moerassoorten als kattenstaart, moerasandoorn en watermunt.

Bloemenweide in streektuin van Stijn Philips
Bloemenweelde in Stijns streektuin, met hier op de voorgrond gewone margriet, beemdooievaarsbek en rode klaver. Bekijk de video hieronder. Foto: Stijn Philips.

Hij wil ook een deel aan spontane ontwikkeling overlaten en heeft daarom bijvoorbeeld orchideeën bewust niet ingezaaid. “In de mooiste hooilandjes van de Alblasserwaard komen tussen allerlei andere bloeiende kruiden ook orchideeën voor. Als die hier uit zichzelf weten te komen en hier een plek weten te vinden, dan zou dat wel een heel bijzondere toevoeging zijn aan de tuin.”

Met veel geduld dan wel geluk is die kans zeker niet uitgesloten. Orchideeën kunnen zich via hun sporen over grote afstanden verspreiden door de lucht. Wat ze met name nodig hebben, zijn goede groeiomstandigheden: vaak een schrale bodem waar bijvoorbeeld ook specifieke schimmels in moeten leven. Zo’n bodem kan bij goed beheer wel degelijk in tuinen ontstaan.

Iets anders waar Philips nog op hoopt voor de toekomst is juist de vrees van liefhebbers van strakgemaaide gazons: een mol. “Het lijkt me heel leuk om er een in de tuin te hebben. Dat zou toch wel een teken zijn dat de bodem op orde is. En ik vind mollen echt fantastisch mysterieuze dieren!”

Leefgebied voor bedreigde streekvlinder

Niet alle dieren uit zijn droombeeld vroegen zo veel geduld. De streeksoort die Philips bij het inrichten van de tuin direct in gedachte had is de argusvlinder. Vroeger een zeer algemene dagvlinder in het hele land, maar in de afgelopen tientallen jaren zeer sterk afgenomen – en nu voornamelijk nog standhoudend in laagveengebieden van Holland en Friesland.

En toch wist deze mooie vlinder de nieuwe bloemrijke tuin van Philips al snel te vinden. “Ik zie de aanwezigheid van argusvlinders in de tuin als de grootste mijlpaal tot nog toe. Deze soort hoort van oudsher bij het boerenland, maar zie je nog maar heel weinig. Maar op ongeveer vijf kilometer ligt een mooi stuk ecologisch beheerd grasland waar ze nog wel rondvliegen.”

Philips maakte al veel mooie beelden van zijn tuin – en wist ook de eerste argusvlinders prachtig vast te leggen. Bekijk hier zijn tuinvideo:

“Hopelijk is onze tuin echt een stapsteen of misschien zelfs wel een nieuw mini-biotoopje waar deze soort zich kan handhaven en gedijen. Als er ooit een argusvlinder succesvol eitjes legt en er argusvlinderrupsen in de tuin kunnen groeien en verpoppen, zou dat wel echt een heel mooi resultaat zijn…”

Grauwe vliegenvanger profiteerde al snel

Philips dacht van tevoren dat het best een tijd zou kunnen duren voordat de tuin een plek vol dieren zou worden. “Maar de natuur kan, als de juiste voorwaarden zijn gecreëerd, echt binnen no-time floreren.”

“Ik was ook best verbaasd dat alle kruiden die ik heb ingezaaid echt zijn opgekomen en dat daar vervolgens zo snel een legioen aan insectensoorten op afkwam. Dat zijn aanvankelijk natuurlijk vooral veel soorten die algemeen zijn. Maar juist die basis van algemene soorten zorgt ervoor dat er weer bijzondere andere soorten op afkwamen, zoals sluipwespen of een grauwe vliegenvanger die dagelijks op jacht was met haar jongen om insecten te vangen.”

Vermoedelijk zal de biodiversiteit in de tuin de komende jaren steeds verder toenemen. Bijvoorbeeld doordat ook zeldzame insecten de tuin op termijn kunnen bereiken – en er mogelijk een geschikt leefgebied vinden. Die geleidelijke toename van de soortenrijkdom heeft ook nog voor een belangrijk deel te maken met de leeftijd van de bomen.

Wilgen, sporkehout en wilde liguster

Waar de streekeigen bloemenweides in de tuin zich bij goed maaibeleid behoorlijk snel kunnen ontwikkelen, groeien bomen en struiken nou eenmaal een stuk langzamer. Naarmate ze volwassener worden, met dichte takkenstructuren, gebarsten basten op de stammen en steeds grotere zeeën van bloesems en bessen zullen deze bomen en struiken ook steeds meer ander natuurlijk leven kunnen herbergen.

Ook op dat vlak is in de tuin de kiem al gelegd en is het verder afwachten. Zo heeft Philips langs de randen van de tuin een flinke struweelhaag aangeplant. Naast wat meidoorn en sleedoorn bestaat deze vooral uit de wilde liguster (niet te verwarren met de (Japanse) haagliguster). Die wilde liguster wordt meer gebruikt in de streek, legt Philips uit in de video over zijn tuin – en is ook zeer geschikt voor hagen. Als je de struiken bovendien niet te strak scheert, maar tot bloei laat komen “weet je niet wat je ziet” ten aanzien van grote en kleine bestuivers, aldus Philips. Hij vindt de haag momenteel dan ook een van de spannendste delen van de tuin: “Hopelijk wordt die nog groot en ruig.”

Philips vindt het belangrijk om waar mogelijk overal autochtoon plantgoed te gebruiken, dus bomen, struiken en ook bloeiende kruiden en de zaden daarvan die door gespecialiseerde kwekers zijn opgekweekt uit de laatste wilde populaties van die soorten in Nederland.

Er zijn nog veel meer geweldige insectenbomen aangeplant die thuishoren op de wat venige bodems van de Alblasserwaard, zoals sporkehout, zwarte els, diverse wilgen en wilde lijsterbes – lage bomen en struiken die stuk weer talloze relaties met kevertjes, galmuggen (nee, steken niet), galwespen (nee, ook niet), vlinders en andere bijzondere insecten hebben.

Stijn filmend in eigen tuin
Een tuin vol leven, dan kan je het als natuurfilmer natuurlijk niet laten om af en toe ook een paar shots te maken…

Tegelijk denkt Philips dat er nog veel ontwikkeling plaatsvindt ónder zijn voeten. “De hele bodem, met wormen en schimmels enzovoort, moet zich denk ook helemaal opnieuw vormgeven en ontwikkelen.” De snelle toename van wormen ziet hij alvast als een goed teken.

“Ook het bloemrijke grasland zal hopelijk nog veranderen, doordat het jaarlijks een of twee keer gefaseerd wordt gemaaid en daardoor hopelijk steeds wat voedselarmer, schraler wordt. En misschien is de boerenwadi wel het spannends. Daar is zoveel dynamiek gaande. Soms staat er lange tijd tien centimeter water en soms is het weer een tijdje relatief droog. Het is de vraag welke plantensoorten het daar goed gaan doen. Ook liggen er stapelmuurtjes en dood hout omheen en is het altijd weer de vraag wat voor dieren zich daar onder gaan nestelen of verbergen.”

Nóg een streekspecialiteit: de rugstreeppad

Een van de eerste gedocumenteerde bewoners van de stapelmuurtjes is een familie rugstreeppadden. Deze paddensoort is ook een streekspecialiteit. Volgens RAVON heeft de rugstreeppad in Nederland drie belangrijke verspreidingskernen: de duinen, het rivierengebied en Hollandse polders. Waar moeten we de Alblasserwaard dan eigenlijk toe rekenen? Je zou kunnen zeggen tot twee van die streken.

Voor Streektuinen is Nederland met behulp van ecologen ingedeeld in 25 ecologische streken. Voor veel plaatsen geldt in praktijk dat ze in een overgangsgebied zitten, waarin de ecologie van twee verschillende streken zich doet gelden. De Alblasserwaard bevindt zich op zo’n overgang, tussen de streken ‘Laaglandrivieren‘ en ‘Hollands en Utrechts laagveengebied‘. De uiterwaarden en de kleigronden pal achter de dijken rekenen we tot bovengenoemde rivierstreek.

Maar het grootste deel van deze en omliggende polders bestaat uit diepe komgronden die horen bij het veenweidegebied van Zuid-Holland – een streek die wij doortrekken tot vergelijkbare delen van de provincies Utrecht en Noord-Holland.

Daar wonen dus ook veel mensen met veel potentiële streektuinen. Welke tips zou Philips ze willen meegeven? Hij verwijst naar een online handboek geschreven door VeenWeide Natuur & Landschap, over ‘Natuurbouwstenen in de Polder’ (PDF). Philips heeft zelf veel van dergelijke bouwstenen toegepast, zoals de al genoemde boerenwadi. Maar andere voorbeelden zijn een diep ingegraven zandhoop. Dankzij deze bewuste bodemvariatie kunnen lokale zandbijen, die van oorsprong leven in zandruggen, dijken en rivierduinen, ook in tuinen nesten graven.

Argusvlinders in tuin Stijn Philips
Ook de argusvlinders weten de zandhoop (bedoeld als nestgelegenheid voor solitaire bijen) te waarderen, als plek om even op te warmen in de zon. Foto: Stijn Philips.

Een betrekkelijk eenvoudige bouwsteen met veel effect is de takkenril. Het is een ideale oplossing voor snoeiafval die al snel kan uitgroeien tot schuilplek voor allerlei ongewervelden, winterkoninkjes en in het geval van Philips een luidruchtig snurkende egel. Om zeker te zijn dat de egel, die in heel Nederland sterk achteruitgaat, in zijn tuin een veilige plek heeft, heeft Philips ook een egelhuis geplaatst. Net als met bijenhotels en vogelhuisjes moet je hierbij wel letten op de kwaliteit. Uit onderzoek van de Egelbescherming is gebleken dat de ‘Hedgy Home 1.0’ de beste is. Die kun je kopen bij een aantal producenten of zelf maken op basis van deze bouwtekening (PDF).

In de tuin van Philips wordt het luxeverblijf in elk geval geapprecieerd: zoals je in de speciale video van zijn streektuin kunt zien gaat het inmiddels niet meer om één eenzame egel, maar een hele familie.

“Ik denk zeker dat tuinen echt iets kunnen betekenen met betrekking tot biodiversiteitsherstel”, besluit Philips. “Maar wat misschien wel even belangrijk is, is dat mensen via hun eigen tuin heel betrokken raken bij onze natuur.”

“Een streektuin kan denk ik echt helpen om meer liefde te krijgen voor onze inheemse natuur en ook om beter te begrijpen hoe het werkt! En ook kinderen komen zo heel makkelijk in aanraking met natuur…”

Meld ook jouw tuin aan!

Door mee te doen voeg je een klein natuurgebiedje toe aan jouw straat, kun je vier seizoenen per jaar genieten van een levende tuin – en versterk je de unieke biodiversiteit van jouw streek, door een klein leefgebied te creëren voor kenmerkende planten en dieren.

Andere verhalen

In maart een streekeigen bloemenweide inzaaien? Maak dan eerst een goed (vals) zaaibed

De beste tijd om een streekeigen bloemenweide te zaaien is het najaar. Maar met wat goede zorg is ook het voorjaar een geschikt moment. Hier geven we je wat praktische...

Hoera, de duizendste streektuin heeft zich aangemeld! En het nieuwe tuinseizoen moet nog beginnen…

De website van Streektuinen is amper een half jaar in de lucht en afgelopen weekend heeft zich al de duizendste tuin aangemeld. Wat een start en wát een aanmoediging om...