Het is eind november, maar toch hebben we gisteren nog een bloemenweide ingezaaid, aan de rand van een tuin in het Reestdal, op de grens tussen Drenthe en Overijssel. Het is een kleine streek die wel wat extra aandacht verdient.
De Reest is de grensbeek tussen Drenthe en Overijssel. Vanwege die natuurlijk meanderende provinciegrens is de beek zelf nooit rechtgetrokken en het gebied eigenlijk overgeslagen tijdens de ruilverkaveling. Dat betekent dat in het Reestdal lokaal nog oude houtwallen en hakhoutbosjes bewaard zijn gebleven.
Ook is het oorspronkelijke reliëf op veel plekken bewaard gebleven: de overstromingsvlakte van de beek ligt zichtbaar lager. Daarnaast zijn hogere zandgronden, met lokaal opgestoven rivierduinen en door eeuwenlange potstal-akkerbouw opgehoogde esgronden.
Dat reliëf is ook bepalend voor de oorspronkelijke soortenrijkdom van bloeiende kruiden. In de nattere laagten hoort ‘dotterbloemhooiland’ te staan – een van de vele habitattypen die in Nederland (door overbemesting en uitdroging) vrijwel volledig uit het landschap verdwenen is.
Hooilandsoorten, akkerbloemen en gele composieten
Dotterbloemhooiland is een rijke plantengemeenschap die in april geel kleurt van de dotterbloemen, en een maand later alweer roze is van de echte koekoeksbloemen. En er hoort nog veel meer tussen, zoals moerasrolklaver, wilde bertram, moerasvergeet-mij-niet, grote ratelaar en op de echt stikstofarme delen zelfs blauwe knoop. De dotterbloemhooilanden zijn sterk aangetast door overbemesting, maar het Drents en Overijssels landschap zetten zich langs de oevers van de Reest gezamenlijk in voor hun herstel.
Op de flanken van het landschap zijn oude essen bewaard, die voor een deel nog oorspronkelijk beheerd worden. Naast belangrijke oude voedselgewassen als boekweit en rogge, bloeit hier ’s zomers een rijk boeket van eenjarige akkerbloemen, zoals de bleke en grote klaproos, de korenbloem en verschillende wikkesoorten – en ook die zitten dus in het streektuinmengsel, dat inheemse zadenkweker Cruydt-Hoeck speciaal voor het Reestdal heeft samengesteld.
Dit mengsel is tot slot ook rijk aan zogeheten gele composieten, kleine ‘paardebloem-look-alikes‘ zoals biggenkruid, schermhavikskruid en kleine leeuwentand, die van lente tot nazomer in grote aantallen de randen van lokale zandwegen horen te kleuren. Gele composieten vormen een grote groep wilde bloemen die vaak makkelijk over het hoofd wordt gezien, maar die zeer belangrijk is voor bijvoorbeeld zandbijen en vlinders, als leverancier van stuifmeel en nectar.
Ook eind november kan je nog prima een bloemenweide inzaaien. Het grootste deel van deze zaden zijn ‘koudekiemers’. Die kiemen vaak pas in het vroege voorjaar, maar hebben voor hun kiemproces voor die tijd wel een ruime periode met lage temperaturen nodig. Zaaien in de herfst is dan dus ideaal:
Speciale actie voor de laurierwilg
Binnenkort hebben we nog een speciale actie in het Reestdal en een reeks andere mooie streken door heel Nederland. We gaan dan samen met tuineigenaren ‘streekeigen struwelen‘ aanplanten. Tipje van de sluier voor het Reestdal? We komen onder andere in actie voor behoud van een bijzondere lokale wilg: de laurierwilg! Over deze actie voor streekstruwelen, van Zeeuws-Vlaanderen tot Drenthe, heel binnenkort meer in een volgend bericht op Streektuinen.nl.
Meer lezen over het Reestdal? Bekijk hier de streekpagina.