September en oktober zijn perfecte maanden om te zaaien. Dat najaar is geschikter vanwege de lagere concurrentie van snelgroeiende eenjarigen, zoals spurrie en melganzevoet. Sommige vaste en tweejarige soorten maken in de herfst nog een mooie kiemplant, een klein rozet met een diepe wortel – die ze in de lente een goede uitgangspositie geeft om verder te groeien. Koudekiemers hebben juist de winterkou nodig, in de grond, om het zaad überhaupt te kunnen laten kiemen in het daaropvolgende voorjaar.
Toch is zaaien nog een vak apart. Het is niet altijd maar een kwestie van de grond ‘kaal’ maken en strooien. Een belangrijke andere vraag is in hoeverre die grond geschikt is om de gewenste soorten te dragen.
Voor veel streken bevelen wij icoonsoorten aan die houden van voedselarme omstandigheden. Die vragen dus een bodem zonder extra bemesting van tuinaarde, gazonmest of helaas ook de jaarlijkse stikstofneerslag vanuit de lucht. En soms zijn er soorten, zoals zandblauwtje of grote tijm, die écht schrale grond nodig hebben.
Hoe pak je dat aan? Als het een meerjarenproject is om een (wellicht ooit bemest) gazon om te toveren in een bloemenweide, adviseren wij om structureel (jarenlang) ‘verschralend’ te maaien. Dat betekent simpelweg het maaisel niet laten liggen, maar afvoeren.
De diversiteit aan bloeiende kruiden zal dan spontaan steeds verder toenemen – óók als er niet gezaaid wordt – doordat aanwaaiende (streek)soorten steeds betere kansen krijgen. Dat zijn vaak de vele gele composieten die ons land rijk is, zoals paardenbloem, biggenkruid en kleine leeuwentand – soorten met zeer grote waarde voor insecten.
Ook bijvoorbeeld witte klaver, kleine klaver en madelief zullen al snel een plekje vinden – net als kruipende boterbloem, zachte ooievaarsbek en duizendblad. En dan opeens verschijnt er een ereprijssoort of wie weet zelfs wel het driekleurig viooltje. Het is een prachtig proces, met een steeds rijker resultaat – voor wie het geduld kan opbrengen. Ben je ‘halverwege’, dan is de kans nog steeds groot dat de echt schrale soorten, zoals zandblauwtje en tijm, alsnog weggeconcurreerd zullen worden door grassen en andere kruiden.
Als je dit proces sterk wilt versnellen en gelijk een grotere aantal soorten wilt introduceren (bijvoorbeeld de streekmixen die je voor elke streek kunt reserveren op deze website) – dan kan het de moeite lonen om de bestaande graslaag volledig af te steken, met een schop, of bij grotere oppervlakten een zodensnijder. Daarbij is het goed om te weten dat een groot deel van de stikstof en fosfaat in gras niet in stengel en blad zit, maar in de wortel (zeker aan het einde van de zomer) – en ook dat de toplaag van de bodem het sterkst verrijkt is met deze mineralen.
Als je liefhebber bent van zeer schrale soorten – en deze van oorsprong wel in je streek thuishoren – kun je nog een andere oplossing overwegen: een groendak, bijvoorbeeld op een fietsenschuur. Die worden bij aanleg vaak bekleed met een kant-en-klare sedumbekleding (of sedumpluggen), maar
De dikte van het substraat bepaalt hoe ‘schraal’ je daktuin wordt. Is het een substraat van 8 of 10 centimeter, dan kan daar (samen met het onderliggende waterreservoir) voldoende vocht en voeding in zitten voor een bescheiden bloemenweitje. Bij 5 of 6 centimeter zit er niet alleen minder voeding in, maar droogt het pakket in de zon ook sneller uit. Alleen soorten die zeer goed tegen droogte, hitte en voedselarme omstandigheden kunnen, weten daar te overleven. Denk aan sedum! Dat hoeft geen import uit verre landen te zijn – want ook Nederland heeft prachtige inheemse sedumsoorten, zoals de geel bloeiende muurpeper of de hoog wit bloeiende tripmadam. Ook deze soorten kun je zaaien – en ook dan is het najaar de meest geschikte periode.
Tot slot: we willen het natuurlijk niet té moeilijk maken – maar de ene schrale soort is de andere niet. Sommige, zoals zandblauwtje, kleine tijm en een aantal inheemse sedumsoorten, kunnen vrij goed tegen zure omstandigheden. Andere, zoals wit vetkruid, grote tijm en steenanjer, hebben juist liever een wat kalkrijker milieu. Voor die laatste wens bestaat een praktische oplossing: niet alleen zaad strooien – maar ook wat kalk.
Voor echte groendakinspiratie moeten we overigens echt naar Noorwegen verwijzen, waar alle berghuizen van oudsher dikke plaggen op het dak hebben, waarin je werkelijk alle denkbare bloemen kunt tegenkomen, zoals (op onderstaande foto) een mooi boeketje robertskruid: