De tuin is een stadse oase, groen en koel. Toen ik hier kwam wonen was het een kaal grasveld met wat hortensia’s en coniferen. Ik tuinier eigenlijk ‘omgekeerd’, laat vooral alles opkomen wat vanzelf groeit en haal weg waar teveel is. Waar meer zon mag komen. Er groeit bijvoorbeeld vlier, teunisbloem, volop paardenbloemen, verschillende soorten gele toortsen, kamperfoelie, varens.. Ook veel kruidachtigen zoals zevenblad, gele valse papaver, vergeet mij niet, madelief, vingerhoedskruid, ooievaarsbek. Ooit heb ik er ook bamboe, appel, japanse wijnbes, druif en vijg en wilde wingerd geplant. De blauwe regen is ooit overgestoken vanuit de buurtuin die er niet meer is. Er zijn veel verschillende sferen, vogels, vlinders en insecten in deze langgerekte smalle tuin. Doordat mijn buurtuinen zijn verdwenen zijn de egels er jammer genoeg niet meer, ik hoop ze ooit terug te zien.